Een vraag die bijna dagelijks terugkeert is de volgende: “ik heb destijds gekozen voor vruchtgebruik, erfpacht, opstal of leasing en nog voor de duur van mijn vruchtgebruik e.d. is afgelopen, zou ik het onroerend goed willen verkopen aan een derde. Wat kan/moet ik doen?”

Wijd verspreid is de misvatting dat het vruchtgebruik eerst moet worden stopgezet en dat dan pas het onroerend goed kan worden verkocht. Dit zadelt u alleen op met meer werk en vooral veel meer kosten. De realiteit is veel eenvoudiger. Het komt er gewoon op aan om de vruchtgebruiker en de blote eigenaar, zij aan zij, samen de volle eigendom laten verkopen aan de derde.

De volgende obligate vraag is uiteraard wie welk deel van de prijs gaat krijgen. Om dit juist uit te voeren en geen risico’s te lopen, moet een duidelijke economische waardering worden gemaakt om te bepalen op welke wijze deze prijs moet worden verdeeld.

Teveel naïviteit is in deze niet zo raadzaam. De fiscus heeft immers de oorlogstrom geroerd. Ze heeft ook haar eigen waarderingsmethode opgemaakt: deze vindt u hieronder met dien verstand dat het op vandaag onduidelijk is hoe de fiscus omgaat met verbouwingen die (veela door de vruchtgebruiker) zijn uitgevoerd.

Alsof het niet genoeg is, verplicht de wetgever u er toe om in dergelijk geval ook een verslag op te maken, open en bloot, over de wijze waarop u tot de verdeling bent gekomen. U kan het dus geenszins achter de schermen op een akkoordje gooien met uw eigen vennootschap. Zoniet bent u sowieso reeds in fout. De fiscus probeert daar gretig gebruik van te maken, zij het voorlopig nog zonder succes.

Positief verwoord kan het verslag ook een zegen zijn. Het is immers de uitverkoren plaats om de eigen waardering te gaan verantwoorden. De ervaring leert dat dergelijke verslagen cruciaal zijn voor de fiscale gemoedsrust van de cliënten. Wie onze pen wil lenen, mag ons gerust contacteren.